dinsdag 7 december 2010

Met het toekomstige is hij bezig die iets wil, iets verwacht. Maar het is misschien niet juist daarmee bezig te zijn. De veelgehoorde klacht, dat de mensen vanwege het toekomstige het tegenwoordige vergeten, is misschien niet zonder grond. Wij willen niet ontkennen, dat dit in de loop der geschiedenis het geval is geweest. Maar we willen ook niet nalaten erop te wijzen, dat het juist de grootheid van de mens is, het bewijs van zijn goddelijke afkomst, dat hij zich daarmee bezig kan houden. Want als er geen toekomst is, noch verleden, dan is de mens geknecht als een dier, zijn kop gebogen naar de grond, zijn geest gevangen in slavernij aan het moment. In deze zin kan men het toch niet wensen in het heden te leven; in deze zin heeft men het niet bedoeld, toen het aanbevolen werd als iets groots. Maar waar zullen wij de grens dan trekken? In hoeverre kunnen we ons met de toekomst bezighouden? Het antwoord is niet moeilijk, eerst als wij haar overwonnen hebben, kunnen wij ons op het heden terugbuigen, eerst dan krijgt ons leven daarin betekenis. Maar dat is toch onmogelijk? De toekomst immers is alles, het heden is er een deel van. Hoe kunnen wij nu het geheel overwonnen hebben voordat wij aan het eerste deel zijn toegekomen?(...) Hij die de toekomst totaal opgeeft, leeft slechts op onwaardige wijze hevig in het heden. Hij die de toekomst niet overwint, krijgt er nog een vijand bij, die hem verzwakt in zijn strijd met het heden, pas hij, die haar overwonnen heeft, zal gezond en hevig leven in het heden. Wanneer dus een mens met de toekomst strijdt, dan leert hij, hoe sterk hij ook moge zijn, dat er een vijand is die sterker is dan hij: namelijk hijzelf. Er is een vijand die hijzelf niet overwinnen kan, namelijk zichzelf. (Uit dagboeknotities van Kierkegaard)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Volgers

Blogarchief